Knutselkunst van muzikanten zonder geld, vaak eeuwenoude tradities en folklore in kombinatie met een creatieve pioniersgeest: dat zie je samenkomen in de vroege instrumenten van de rootsmuziek. Slagwerk en snaarinstrumenten lagen daarbij het meest voor de hand, immers al eeuwenlang de basis voor volksmuziek, zowel in Afrika als Europa.
Losse Onderdelen / doo Guido van den Boorn
VozembouchWat dacht je bijvoorbeeld van een oud Tsjechisch instrument, de “vozembouch”, vrij vertaald de “sla-op-de-grond-stok”. Nog altijd vaste prik in Tsjechische polka folk en tot ware kunst verheven door de Tata Boys, en in Amerika het handelsmerk van Groanbox en hun “rythm-stick-man”
Wat er allemaal niet van cigar boxes gebouwd is! Ken je de eensnarige canjo, of de cigar box ukulele? Ooit gehoord van de mountain dulcimer? Er bestaat zelfs een cigar box tamboerijn. Ook de banjo (ook wel banzar of banger genoemd) is met veel plezier van allerlei materialen gemaakt: ketels, kalebassen, ondersteken, alles kun je bespannen met een vel.
Canray Fontenot, in de jaren ‘60 uitgegroeid tot een van de meest originele en vooraanstaande black cajun fiddlers (samen met accordeonist Alphonse “Bois Sec” Ardoin opgetreden op o.a. Newport Jazz Festival 1966), begon zijn carrière op een zelfgebouwde cigar box fiddle. De snaren maakte hij van draden uit de vliegendeur van zijn huis en van takjes van een perenboom en naaigaren fabriceerde hij een strijkstok. Bouwtekeningen voor een dergelijke “jazzoline” verschenen ook in tijdschriften als de Popular Science Monthly.
DoosAl helemaal van deze tijd is de cajon (Spaans voor “doos”). De plantage-eigenaren in de het zuiden van de VS gingen in de loop van de 19e eeuw de zware “slave drums”, meegenomen uit West-Afrika, verbieden. Ze klonken te hard en reikten te ver. Het bloed ging ervan koken en de ritmes werden te meeslepend. Trance was gevaarlijk!
De meesters voelden zich bedreigd en dachten met een simpel verbod van het gebonk af te zijn. Alleen op Congo Square in New Orleans werden ze nog oogluikend toegestaan. Niet getreurd… uit de Andes van Peru was de cajon via Cuba & de Cariben doorgedrongen in het zuiden. Creoolse groepen die daarvoor als holler & drum marching bands rond hadden getrokken, zagen hun kans schoon. De cajon klonk goed en hard en als de blanken een jukejoint binnenvielen om hun slave drums in beslag te nemen vonden ze niets. De drummers zaten op hun doos vriendelijk voor zich uit te kijken en drums werden er niet meer gevonden…..
En zo komen we bij ware rootsmaestro’s van de zelfbouw rootsinstrumenten, mensen als Phillips en Fuller (wordt vervolgd).